We willen onze kinderen het beste geven. We gunnen ze de wereld. Een kind krijgen en opvoeden is het mooiste wat er is -er is niks groters dan de liefde die je voelt voor je eigen kind- en ook het zwaarste. Er zijn keuzes te maken, er zijn conflicten, er zijn zorgen. Sommige bewust en doordacht, andere onverwacht en overspoelend. Ik neem je graag mee in enkele richtlijnen die houvast kunnen bieden, handvatten voor wel en niet begrenzen en mogelijkheden als je er even niet meer uitkomt:
Richtlijnen bij het opvoeden
- Door gevoelig te zijn voor de behoeften van je kind(eren) leert je kind dat het ertoe doet én dat zijn eigen behoeften er mogen zijn.
- Door aan de kant van je kind te staan voelt én ziet hij dat je hem vertrouwt en in hem gelooft.
- Door het toe te geven als je een fout maakt en je verontschuldigingen aan te bieden laat je zien dat je je kind respecteert. Als volwassenen spreken we immers ook naar elkaar uit als we iets gedaan hebben wat een ander van streek maakt.
- Door de gevoelens van je kind te respecteren en hem zijn gevoelens te laten uiten, kan pijn die hij opdoet geheeld worden. Neem hier de tijd voor en laat de gevoelens er zijn zolang het duurt. Huilen in aanwezigheid van een begrijpende volwassene werkt voor kinderen helend. Ook boosheid is belangrijk om geuit te mogen worden. Als je klein en machteloos bent is het begrijpelijk dat je af en toe boos bent.
- Door je kind stem te geven én je als volwassene in zijn wereld te begeven (in plaats van het kind verlangen in de wereld van de volwassene te stappen om contact te maken) ontstaat er een gevoel van autonomie; iets wat essentieel is voor de ontwikkeling van het kind.
- Door de lichamelijke integriteit van je kind te respecteren laat je je kind baas zijn over eigen lichaam. Als het opa of oma geen kusje wil geven bijvoorbeeld.
Liefdevol begrenzen
“Maar kinderen hebben toch ook grenzen nodig?”, hoor ik je denken. Jazeker, echter veel minder dan we geneigd zijn te denken. GeVeS is een mooie manier om te bepalen wanneer je liefdevol maar direct kunt besluiten om wél een grens te trekken. GeVeS staat voor Gezondheid, Veiligheid en schade. Wanneer jouw kind met zijn gedrag zijn gezondheid schaadt, zijn veiligheid in het geding komt of schade aan anderen toebrengt, is het tijd om grenzen te stellen. Het is dan belangrijk om op een sturende manier te reageren op het gedrag van je kind. Waar moet je dan precies aan denken? Tandenpoetsen (gezondheid), zonder kijken de weg oversteken (veiligheid) en speelgoed van een ander kind kapot maken (schade) zijn voorbeelden van redenen om te begrenzen. Dit kan op een rustige manier. Door tijdens het tanden poetsen gezellig samen liedjes te zingen, elke tand een naam te geven etc., door je kind tijdens het oversteken bij de hand te nemen en te bespreken hoe je ervoor kunt zorgen dat het op een veilige manier gebeurt en door speelgoed dat stuk dreigt te gaan, af te pakken en terug te geven aan de eigenaar. Erover praten met je kind doe je bij voorkeur op een rustig plekje, waar je met je kind samen bent. In het geval van schade vraag je zo nodig door op wat er gebeurd is (was het kind misschien boos of verdrietig?). Een vieze broek aan willen, haren niet willen kammen, bezoek geen gedag willen zeggen zijn voorbeelden waar GeVes niet aan de orde is, dus ingrijpen niet nodig. Natuurlijk kun je aan je kind vragen waarom het dit niet wil en met je kind in gesprek gaan. Maar sturend reageren is niet nodig.
In de omgang met onze kinderen lopen we allemaal weleens tegen moeilijkheden aan: Bij het toepassen van GeVeS bijvoorbeeld, zul je soms tegen situaties aanlopen waarbij jij je niet prettig voelt, ondanks dat GeVeS niet van toepassing is. Of je weet heel goed wat de behoefte van je kind is, maar jouw eigen behoefte is een andere en dat botst. Als je boos bent geworden op je kind, voelt dat alsof dat heel logisch is, omdat je kind iets gedaan heeft wat jou heeft geraakt. Als je kind (voor jouw gevoel) lang huilt, kan dat vermoeiend zijn of niet uitkomen en voelt het niet alsof er ruimte is om dit te laten uiten en na een dag werken ben je soms zo uitgeput dat je de verhalen van de kinderen gewoonweg niet meer voor de volle honderd procent tot je kunt nemen. Dit soort gebeurtenissen (en patronen) zijn menselijk. We kennen ze allemaal. En ze belichamen vaak het tegenovergestelde van wat we zouden willen.
Als je vaker geraakt bent dan je zou willen, of je merkt dat je steeds hetzelfde tegenkomt in de opvoeding en bij het stellen van grenzen, kan het helpend voor je zijn wat verder te kijken. PRI is een instrument om te werken met je eigen overlevingsmechanismen. Het staat voor Past Reality Integration. Met PRI leer je jouw overlevingsmechanismen te ontmantelen zodat je met een open hart de behoefte van je kind kunt aanvoelen.
Onderstaande verhalen geven je een inkijkje in het leven van twee moeders:
Het verhaal van Maria die steeds weer in conflict kwam met haar dochter van 8:
“Elke ochtend, als Maartje naar school moest, begon de strijd. Maartje stond al op met een “geen-zin-houding” en maakte niet tot nauwelijks aanstalten om in beweging te komen. Ze wilde eerst ontbijten en dan pas aankleden, en vaak was er voor het aankleden amper tijd meer over. Ik liep vanaf het moment van opstaan te vertellen wat er allemaal moest gebeuren, en vooral dat ze een beetje op moest schieten. Maartje wilde er niks van horen en ging compleet in de strijd als ik ook maar een beetje meer pushte. De tijd tikte door en om 8.15 uur stond ik met een oververhit hoofd en de zenuwen in mijn lijf te wachten op mijn dochter, die op haar beurt boos en verdrietig was, omdat ik haar liep te commanderen (“Jij zegt alleen maar wat ik moet doen.” en “Jij loopt me alleen maar op te jutten.”) Voor ons beiden was het een dagelijks terugkerende situatie waar we allebei last van hadden. Toen ik met behulp van PRI ging kijken wat er nu precies bij mij gebeurde op deze momenten, ontdekte ik dat ik eigenlijk heel erg bang was om te laat te komen. Dan zouden mensen over mij oordelen. Vanuit die angst schoot ik in de kramp en dat zette ik door naar mijn dochter. Door de angst te observeren (wat gebeurde er nu precies, wat voelde ik, hoe reageerde ik) en te doorgronden (kijken welke oude pijn uit mijn eigen kindertijd daaronder schuilging) kon ik zien dat het werkelijk niks te maken had met mijn dochter. Ik kon vanuit rust samen met haar kijken naar een andere manier om de dag te starten. Ze vroeg mij om haar geen orders meer te geven. Samen bespraken we of zij wist wat er ’s ochtends allemaal moest gebeuren voordat we de deur uitgingen en ik beloofde haar te vertrouwen. Het heeft de lucht volledig en pertinent geklaard! Zij voelt weer dat ze zelf de regie heeft en ik kan erop vertrouwen dat ze die pakt. Daardoor is er niet alleen meer verbinding en rust, maar ik heb ook tijd over voor mijn eigen ochtendritueel! Natuurlijk gebeurt het nog weleens dat ze haar dag niet heeft, geen zin heeft of iets langzamer is. Dan weet ik, dat wat dat met mij doet, niks met haar te maken heeft. Door daarnaar te kijken kan ik in verbinding met haar blijven en dan ontstaat er samenwerking in plaats van strijd.”
Het verhaal van Liesbeth, die keer op keer zo moedeloos werd van het gehuil van Jasper (3):
“Jasper is een temperamentvol mannetje. Als hij boos is, is hij dat met zijn hele zijn. Als hij verdrietig is dan huilt zijn hele lichaam. Hij kan dan ook echt immens hard geluid gebruiken en het huilen houdt lang aan. Als Jasper iets wilde wat van mij niet mocht (bijvoorbeeld snoepjes op zijn brood) zette hij het op een huilen. Dat raakte mij eigenlijk direct. Eerst ging ik hard aan het werk om hem af te leiden (“Wil je dan kaas Jasper?” of “Weet je wat lekker is? Zonnebloempittenpasta?”) en als dat niet werkte raakte ik geïrriteerd (“Ik heb nee gezegd!”), daarop ging Jasper vaak nog harder huilen (want nu was mama ook nog boos) en dan zakte de moed mij in de schoenen. Ik voelde me zo moe dat ik eigenlijk het liefst de snoeppot wilde pakken en aan hem geven, als het huilen maar zou stoppen. Die moeheid bleef, ook na de lunch, hangen en ik had weinig energie meer voor de dingen die ik voor die dag bedacht had. Met behulp van PRI kwam ik erachter dat het huilen bij mij zorgde voor een gevoel van afwijzing dat ik kende vanuit mijn eigen jeugd. Het huilen zorgde als het ware voor een alarmpje in mijn hoofd: “Als ik maar zorg dat hij weer tevreden wordt, dan komt het goed.” En als dat dan niet lukte stapte ik onbewust en ongewenst over op andere manieren, zoals boos worden, en me somber en energieloos voelen. Door naar die gevoelens van afwijzing te kijken kon ik voelen dat dat natuurlijk niet was wat in de situatie met mijn zoontje aan de hand was. Hij was gewoon teleurgesteld dat hij iets niet mocht dat hij zo graag wilde. Ondertussen bleef ik gewoon zijn moeder en wees hij mij niet af. Ik kon zien dat het eigenlijk over mijn eigen angst ging. Ik kon, als Jasper hard moest huilen met hem meevoelen en benoemen dat het heel lastig is als je iets zo graag wilt en het mag niet. Ik kon er voor hem zijn, zonder heel hard bezig zijn hem tevreden te stellen. Door de rust die ik had (want nee blijft nog steeds nee, maar met een andere energie) was hij ook veel sneller uitgehuild. Ik mocht hem troosten en als de tranen waren opgedroogd vroeg hij vaak zelf iets anders. Nu weet ik dat als hij huilt, dat oké is, zijn gevoel mag er zijn en ik word er niet meer door overgenomen. Aanwezigheid, Responsiviteit en Empathie (ARE) zijn de sleutels om vanuit empathisch hart aan te kunnen sluiten bij de behoefte van je kind. Om dat te kunnen geven moet je eerst je eigen verhaal begrijpen. Ik ben heel blij dat ik met PRI een instrument heb gevonden om dagelijks te kunnen toepassen.”
Opvoeden is voor ons ouders de mooiste en moeilijkste taak. Het kan niet perfect. Dat hoeft ook niet. “Zo goed als je kunt”, is een mooi streven.
De informatie uit bovenstaand artikel – en meer- is terug te vinden in de boeken “De herontdekking van het ware zelf” en “De onschuldige gevangene”, geschreven door drs. Ingeborg Bosch.
