Bepakt en vol vrolijkheid gingen we vorige week richting strand. Handdoeken? Check. Zonnebrandcrème? Check. Goed humeur? Check. Eenmaal aangekomen moesten mijn dochter (13jr) en ik onze fietsen parkeren. Milou, van 5, wilde vast vooruit. “Prima” zei ik, “maar wel wachten onderaan de heuvel.” Om bij het strand te komen gaan wij een hoge heuvel over en ze mocht van mij dus wachten aan het begin van de heuvel, zodat we samen over de heuvel naar het strand zouden lopen.
Het fietsen vastmaken duurde even, want het was druk en in het zand stonden ze niet gelijk goed. Eén ogenblik van de ogen volledig op de fietsen dus. En bij de heuvel aangekomen was er geen Milou.
Ze was volledig uit het zicht.
In mij ontstond een mengeling van boosheid en angst. Boosheid voorop, want die overheerste. “Is ze nou doorgelopen?! Ze weet dat ze niet uit het zicht mag! De afspraak is: je moet me altijd blijven zien,” mopperde ik tegen mijn oudste dochter. Maar toch ook een stemmetje in mijn hoofd dat zei: “Ja, maar misschien is er iets gebeurd..”
Mijn dochter vertelde mij al lopend (we besloten te kijken of ze vooruit was gegaan) dat ik vroeger -voordat ik met pri werkte- dreigde als zij iets deed wat ik niet goed vond. “Dan luisterde ik wel mam” zei ze er nog bij. “Ja,” zei ik, “maar dat was toch niet fijn? Zou ik dan nu straf moeten geven?” Het schoot door mijn hoofd: vanavond geen filmpje kijken misschien?
De paar minuten die ik had om daarover na te denken zorgde ervoor dat ik de mogelijkheid kreeg om te bedenken waarom Milou was doorgelopen. En zo veranderde mijn boosheid in een vermoeden van miscommunicatie. Zou het kunnen dat mijn opdracht: wachten onderaan de heuvel, bij haar anders was aangekomen dan ik bedoeld had? Zou het geen opzet van haar zijn geweest? Geen baldadigheid om mij uit te dagen of eigenwijsheid om te laten merken dat ze lak aan mij had? Zou ik me daarin kunnen vergissen? Zou het kunnen dat er onduidelijkheid in de communicatie was geweest? Ik besloot het haar te vragen.
Eenmaal bovenaan de heuvel zagen we haar beneden staan. En bij haar aangekomen vroeg ik: “Wat dacht je dat ik bedoelde met onderaan de heuvel?” Het was een open vraag en ik kreeg een open antwoord. Ze dacht dat ze de heuvel over mocht en beneden op ons moest wachten. Ik kon haar rustig uitleggen dat ik bedoelde: aan de andere onderkant. “Zodat we elkaar konden blijven zien. Omdat dat fijner is, zodat we elkaar niet kunnen kwijtraken, snap je?” Zonder straf, zonder boosheid. Ze begreep het. En ik begreep haar.
Het was een heerlijke middag op het strand.
Voel jij je weleens geïrriteerd om wat jouw kind doet, of juist niet doet? Merk je ook weleens dat je aannames doet, of invult waarom de ander zich zo gedraagt? Misschien lukt het je om een paar minuten te wachten voordat je reageert. Zou je je kunnen vergissen?